Inspreken is een recht maar er gelden ook regels

TWENTERAND - Naar aanleiding van een behoorlijk aantal (8) insprekers tijdens het debat over het zwembad ontstond via de sociale media een discussie of met name de fractievoorzitters van GBT en de CU, Marcus Elzinga en Gerjan Smelt, de insprekers wel met voldoende respect tegemoet waren gekomen, want volgens sommigen gingen zij er te hard in. De meningen waren verdeeld, maar de meeste mensen die reageerden waren het er mee eens, dat dit hier het geval was geweest. Dit zegt natuurlijk helemaal niets, alleen dat er meer medestanders hebben gereageerd en daar kun je dus verder echt geen conclusie uit trekken.

De discussie op zich is overigens best interessant en dat mag ook best via de sociale media gebeuren, maar uiteindelijk moet hier binnen het raadspresidium over gesproken worden en dat gaat op initiatief van Erik Veltmeijer kennelijk ook gebeuren. Het is een groot goed dat iedere inwoner het recht van inspreken heeft en dat de raadsleden de inspreker vervolgens ook vragen ter verduidelijking kunnen stellen of ingaan op een argument van een inspreker dat in de ogen van raadsleden niet klopt met de werkelijkheid is vervolgens ook hun goed recht. Nu is het een gegeven dat ieder vogeltje zingt zoals het gebekt is en dat sommigen raadsleden wat directer zijn in hun vraagstelling dan anderen, maar niemand kan raadsleden het recht ontzeggen in te gaan op argumenten die een inspreker naar voren brengt en hierdoor aangeeft dat hij of zij juist voor of juist tegen een voorstel is. 

Voorop staat in het naar voren brengen van argumenten dat deze juist zijn en kloppen met de werkelijkheid. Dat hoeft overigens niet te leiden dat men het met elkaar eens wordt, maar de argumenten moeten inhoudelijk natuurlijk wel kloppen, want daar draait het nu eenmaal altijd om.

Mocht het zo zijn dat een inspreker onjuiste argumenten inbrengt dan heeft een raadslid het volste recht en tevens de plicht om hier de inspreker op te attenderen en aan te geven waarom dit argument niet klopt. Dat kan je dus op verschillende manieren doen en de toon maakt de muziek, maar zowel de inspreker als een raadslid hebben de plicht de juiste argumentatie te gebruiken of ervan overtuigd te zijn dat men de juiste argumentatie gebruikt. Als de argumentatie van een inspreker, maar dat kan ook de argumentatie van een raadslid zijn, niet strookt met de werkelijkheid hoeft dit zeker niet altijd boze opzet te zijn, het zijn en blijven namelijk allemaal mensen. De insprekers hebben echter wel de plicht zich zo goed mogelijk voor te bereiden en uit te zoeken of hun argumentatie klopt en dat geldt eveneens voor raadsleden. Rekening houden dat insprekers niet volledig op de hoogte zijn van de onderwerpen en daarom zaken mogelijk niet juist benoemen of door elkaar halen, dat hoeven raadsleden echter beslist niet. Ieder inspreker maakt zijn of haar eigen afweging als men besluit van het recht op inspreken gebruik te maken en dan kan het gebeuren dat er aangegeven wordt dat een argument niet juist is en wat de juiste argumentatie dan wel is. Er is hier geen sprake van uitsluitend eenrichtingsverkeer en zo hebben we dit ook met elkaar afgesproken.

Raadsleden moeten met insprekers echter niet het debat aangaan zoals ze gewend zijn met hun  collega raadsleden, maar onjuistheden moet men signaleren en de inspreker hierop aanspreken. De juiste argumentatie, zowel voor als tegen, is namelijk in het belang van alle inwoners van Twenterand. Over de toonzetting met name vanuit de raad wordt nog gesproken en dat kan hier en daar ook best wel iets anders, maar iets afdoen van het recht van beide partijen is wat de Twenterander betreft niet aan de orde. Als je besluit te gaan inspreken en van je recht gebruik gaat maken, moet je je terdege voorbereiden en weten waar je het over hebt. Dat mogen raadsleden ook van insprekers verwachten en beiden mogen van elkaar verwachten dat men elkaar respectvol tegemoet komt. Het gaat meestal wel ergens over en daarbij hoort nu eenmaal de juiste argumentatie voorop te staan. Het college gaat met elkaar bespreken of de toonzetting wat afgestemd moet worden, maar de uitgangspunten van dit recht van zowel de insprekers als de raadsleden moeten, althans wat de Twenterander betreft, volledig overeind blijven.


«   »